Tag Archives: assertief

Alarmfase in mijn hoofd

“Hallo, bent u Sjors Twijfelt?” Een vriendelijke maar dwingende mannenstem galmt door ons trapportaal. In mijn hoofd moet ik even schakelen, want ik verwacht totaal iemand anders aan de deur. “Buiten bij de container heb ik iets gevonden en uw adres staat erop.” Terwijl ik vrolijk naar beneden loop en denk aan een attente postbode, heeft de man (overduidelijk geen postbode) inmiddels een stap over de drempel gezet. Hij wijst op iets dat buiten op de stoep ligt; een groot stuk karton met daarop in vurig rode spuitbusletters: Aso! Wat denk je wel, Aso!

Mijn stemming schiet van vrolijke ontspanning naar alarmfase één. Mijn hersenen werken op volle snelheid. Die grote lege doos, is die van mij? Hoe kan dat nou? We hadden wel karton weggebracht, maar ik weet zeker dat niemand bij ons thuis ooit afval zou laten slingeren. En toch staat mijn naam op die doos.

Elke zenuw in mijn lijf is in opperste staat van paraatheid. Aan een stuk door vuurt de man felle bewoordingen op me af. Hij houdt keurig afstand, maar het voelt alsof hij met zijn voorhoofd tegen mijn voorhoofd staat. Zo dichtbij, zo veel te dichtbij.

Een punt van de doos had niet in de container gezeten en was er uitgehaald door iemand die zijn eigen oudpapier kwijt wilde. Maar het heeft geen zin om dat tegen deze briesende pitbull te zeggen, want hij zal het alleen maar bestempelen als een slechte smoes. Ik maak aan de lopende band excuses en geef aan dat ik zijn punt begrijp, maar hij hoort me niet en zit vast in zijn eigen felle monoloog.

Achteraf herken ik deze situatie van enkele jaren geleden tijdens een cursus. Daar was ik met een soortgelijke man ook in een onschuldige, maar toch dreigende situatie beland. We speelden een spel waarbij we ons doel moesten behalen zonder te praten. Hij en ik hadden onze zinnen gezet op dezelfde stoel. We stonden tegenover elkaar met elk twee stoelpoten in de hand. De man wilde niet opgeven, dat was duidelijk. Ik net zo min. Totdat ik hem recht in de ogen keek en mijn lichaam in alarmfase één schoot. Zijn blik was zo beangstigend dat ik van schrik losliet en de zaal uit rende.

Destijds had ik het niet zo goed begrepen, maar inmiddels weet ik beter. Ieder mens met een normale prikkelfilter, zou in deze situatie niet in paniek raken. Misschien enige dreiging voelen, maar zich wel staande houden en iemand van gelijke repliek dienen. Bij mij werkt dat niet zo. Bij mij voelt het zoals in zo’n tekenfilm waarbij een grote vent, á la Brutus uit Popeye, je bij je nek grijpt en je twee meter boven de grond laat bungelen. Elke zenuw in je lijf staat in de vluchtstand. Wegwezen hier, maar je kunt niet weg. Je zit gevangen in de situatie en dat terwijl niemand je fysiek tegenhoudt.

Natuurlijk had ik liever gehad dat de containerman niet had aangebeld. En je kunt je ook afvragen of zijn methode wel door de beugel kan, maar toch zit er ook weer een waardevolle les in. Mijn intuïtie en mijn lichaam vertellen me haarfijn wanneer iets niet in de haak is. Daar mag ik dus altijd op vertrouwen. Nu nog een manier vinden om er iets relaxter mee om te gaan.

Lef…of toch niet?


In de vorige Sjors Twijfelt schreef ik over het lef-leuk-stom-lijstje en hoe wij daar als ouders ook actief aan meedoen. Zelf had ik wat moeite met het invullen van het lijstje want om nou wekelijks opruimklusjes als ‘stom’ te betitelen of uitstapjes als ‘leuk’, leek me niet geschikt.
Lees verder!

De eerste klap is een daalder waard

Kleine M. is een echt kat-uit-de-boom-kijkertje en hij moet duidelijk nog leren om voor zichzelf op te komen. Tijdens onze vakantie had hij een rode postauto gekregen. Een leuk ding maar helaas voor ons mét geluid. Het geluid bleek een magneet voor kleine kinderen. Op het vliegveld kwamen kinderen uit alle hoeken en gaten als ware het een lokroep. Ik vond het een perfect leermoment en vertelde Kleine M. dat hij moest samen spelen. Dus het lieve, kleine meisje met die mooie grote ogen mocht toch ook wel even met de auto? Haar poppengezichtje bleek een façade, want zo lief was ze helemaal niet. Ze rende er met de auto vandoor en was niet van plan het terug te geven. Ons schuchtere ventje rende achter haar aan, bleef op anderhalve meter afstand staan en rende vervolgens in blinde paniek naar mij. Het bleef niet bij de postauto, want het meisje deed ook een greep in zijn rugzak met speelgoed. Opnieuw vloog hij er achteraan, deinsde weer achteruit en kwam onverrichter zaken terug. Op dit soort momenten heb ik met hem te doen. Het is zo zielig dat hij zich het kaas van zijn brood laat eten, maar toch bemoei ik me er niet te veel mee in de hoop dat hij wat meer van zich afbijt.

Ik was dan ook zo trots als een pauw toen manlief me deze week sms’te vanuit de speeltuin. Van de een op de andere dag was onze Kleine M. omgeslagen als een blad aan een boom. Hij speelde temidden van andere, vreemde kinderen en probeerde zelfs even samen te spelen. Een geweldige stap naar peuterdom. Maar er was meer… Een jongetje vertoonde bezitterig gedrag en betichte hem van landje pik. Er werd wat heen en weer geduwd, maar M. liet zich niet verjagen. Nog trotser was ik, maar het hoogtepunt zou nog komen. De beoogde grootgrondbezitter gaf hem een klap, Kleine M. deinsde niet achteruit maar deed juist een stap naar voren en sloeg terug! Na het lezen van de sms betrapte ik mezelf op een glimlach van oor tot oor. Wat was ik hier graag bij geweest. Met eigen ogen had ik willen zien hoe hij voor zichzelf was opgekomen! Natuurlijk sprong papa meteen tussen beide en gaf ze een standje, maar M’s eerste klap was een daalder waard!

Slaan mag niet en natuurlijk nooit meer, maar voor deze keer was ik trots op de kleine vechtersbaas. Alle ouders hebben wensen voor hun kind: iets liever, beter luisteren of minder hysterisch. Voor nu is mijn belangrijkste wens uitgekomen: Kleine M. is klaar om peuter te worden.