Lieve M., op voorhand bied ik je mijn welgemeende excuses voor dit blog aan. Mocht je dit ooit lezen en het schaamrood je op de kaken vliegt, sorry daarvoor. Ik kan het echter niet laten om dit verhaal te delen.
Het lange paasweekend begon voor M. met een middag in bed. Ellendig, moe en uiteindelijk een buikgriepje. De dagen die volgden verliepen kwakkelend met veel vermoeidheid en weinig eetlust, zelfs de chocolade eieren lieten hem onberoerd. Na een paar dagen veel slapen leek hij tweede paasdag weer het mannetje. “Mama, ik ben niet meer ziek!” riep hij ’s ochtends om zeven uur. Qua timing perfect want dat scheelt toch weer geregel met school, werk en opvang. De opleving bleek helaas van korte duur, anderhalf uur later was het weer een zielig vogeltje. Tijdens het ontbijt vermoedden we nog een grote dosis aanstelleritis maar met de minuut werd hij zieliger en zieliger. Het lukte alleen niet om er achter te komen waar nou precies zijn ziek-zijn uit bestond. Het hele weekend was het van alles en nog wat geweest, maar nu leek hij wel zieker dan ooit.
Hij snikte dat hij “zich niet meer niet lekker wilde voelen” en wees de ene keer naar zijn grote teen en de andere keer naar zijn hoofd bij de vraag waar het pijn deed. Grote-teen-pijn leek me uitgesloten maar hoofdpijn zou kunnen. Al die tijd kon ik me geen meter uit zijn buurt begeven of hij begon weer te snikken met telkens dezelfde zin: “ik wil me niet meer niet lekker voelen, boehoe”. Het begon een soort negatieve mantra te worden en stiekem groeide mijn ergernis over deze vreemde ‘ziekte’. Hij wilde wat eten en toch weer niet, hij wilde in bad maar toen dat halfvol was besloot hij dat hij toch véél te ziek was om in bad te gaan. Letterlijk geen land mee te bezeilen.
Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik geen Moeder Thérèsa ben, laat staan een Florence Nightingale. Het is dus hard werken om aardig en zorgzaam te blijven zonder mijn ergernis te laten blijken. Als je écht ziek bent wil ik met liefde voor je zorgen en je slappe thee met een beschuitje geven, maar bij de eerste tekenen van aanstelleritis word ik Mevrouwtje Ongeduld.
Naast de negatieve mantra ontdekte ik een tweede rode draad in zijn ziektebeeld. Telkens als hij begon te piepen en een nieuw, zeer onwaarschijnlijk, pijnpunt aanwees, greep hij naar zijn billen. De vraag of hij naar de WC moest werd echter telkens met nee beantwoord.
Lang, heel lang, heeft hij het volgehouden maar begin van de middag kwam dan eindelijk de aap uit de mouw. Nadat hij zijn hand voor de zoveelste keer richting zijn achterwerk manoeuvreerde, heb ik hem op de WC gezet. “Mama ik moet plassen én poepen tegelijk!” En wat bleek? Hij was zo bang geweest dat het, zoals hij dat noemt, dunne poep zou zijn dat hij niet naar de WC durfde te gaan. De arme drommel had urenlang alles opgehouden uit angst voor dunne poep. Ik wist niet of ik nou moest lachen, enigszins streng moederlijk advies moest geven of hem alleen maar moest vertroetelen. Ik koos voor het laatste en zag dat de gang naar het toilet hem hij duidelijk had opgelucht. Het bordje met brood dat uren onaangeroerd op de bank had gestaan, werd op schoot genomen en het brood was in no-time op. Hij wilde vervolgens toch wel heel graag dan éindelijk zijn gevonden paaseitjes eten en als avondeten “pizza natuurlijk!”. Eten, drinken en spelen… het was weer een gewone, gezonde jongen.
Lieve M., sorry dat ik jouw ziek-zijn aan de grote klok hang maar ik ben je moeder en weet als geen ander wanneer iets niet klopt. En die dunne poep? Het heeft geen zin om daar bang voor te zijn want dunne poep is niet te stoppen!
Wat een geweldig verhaal weer!