“Ik weet dat het er in zit, maar hij laat het niet zien” zei de juf eerder dit jaar tegen ons. Ik heb het altijd al lastig gevonden om een ander over mijn kind te horen praten. De ene keer schiet ik vol door de lovende woorden en de andere keer voel ik mijn leeuwinnenhart bonken omdat iemand een kritische noot durft te kraken. Maar tijdens het bewuste tien-minuten-gesprek wist ik meteen dat de juf gelijk had. Onze M. heeft last van faalangst.
Nou moeten we er ook niet meer van maken dan het is, want hij zit niet stil in een hoekje en laat de wereld aan zich voorbij gaan. Hij laat alleen pas merken dat hij iets weet als hij er zeker van is dat hij het kan. En dat laatste duurt vaak nogal lang. Zo doet hij al eeuwig over een sprong in het diepe zwembad, riep hij altijd dat hij niet kon fietsen en denkt de juf dat hij niet tot twintig kan tellen terwijl hij thuis fluitend tot honderd doorgaat. Dus ja, licht faalangstig kunnen we dit wel noemen.
En ik snap dat wel. Zelf denk ik ook altijd eerst dat ik iets niet kan en laat pas iets zien als ik zeker weet met vlag en wimpel te slagen. Het is dus niet zo gek dat M. dit ook heeft, het wordt hem bijna met de paplepel ingegoten.
Al een tijdje zoeken we naar de sleutel die het deurtje naar onbevangenheid voor M. opent maar echt gelukt is dat nog niet. We hebben bijvoorbeeld de ‘laat-maar-zien-wat-je-kunt-weken’ geïntroduceerd, de stoere stempelkaart voor alle kleine en grote stoere activiteiten, zijn naar judo les geweest maar het heeft nog niet echt de deur geopend.
Een paar weken geleden zag ik een aankondiging voor een durf-te-falen-challenge. Dat klonk goed, een week lang elke dag een video en opdrachten. Baat het niet dan schaadt het niet, dacht ik. Dus vol goede moed meldde ik me aan. Er zit altijd wel een kleine tip of een groot eureka moment tussen. Twee dagen voldeed ik keurig aan alle opdrachten en ja ik had in ieder geval een aha-moment: de onuitvoerbare opdracht. De stoere stempelkaart was er zo een, want wanneer is het stoer? Doe je best! Tja wat is je best? Je beste best? Wanneer is het best genoeg?
Na twee dagen kwam de klad in de challenge. Ik had er geen tijd voor genomen en kreeg vervolgens het sjaak afhaak gevoel. Stom! Nu had ik zelf gefaald. Een challenge van een week had ik nog niet eens voor de helft volgehouden. Mooi voorbeeld zou het zijn als M. van de challenge af wist.
Alleen de titel van de uitdaging bleef wel in mijn hoofd rondzingen: durf te falen.
Dus hierbij geef ik zonder gêne toe: het is me nog niet gelukt maar ga het zeker nog proberen. Na de zomervakantie schaamteloos naar groep 3!