Het werklicht, bedoel ik.
Al maanden probeerde ik mijn hoofd boven water te houden en vooral niet te laten merken dat ik steeds meer in een wankel kaartenhuis veranderde. Altijd goedlachs, ruimhartig en hard werkend. Alleen was het harde werken meer buffelen geworden en het goedlachse niet meer vanuit mijn hart maar een oppervlakkige lach, omdat dat vooral alles zo goed verbloemde.
Ik kon niet meer, mijn energieniveau was historisch laag en werd alleen nog maar opgeladen tot een vluchtige hoeveelheid alsof ik de hele dag snelle suikers tot me nam. Mijn uithoudingsvermogen was lager dan ooit en omdat het werken was verworden tot het continu tegen de stroom in zwemmen, brandde ik op.
En toen zat ik dus thuis. Het moest en was het verstandigst om te doen, maar ja wat nu? Besluiten dat het niet meer gaat is een ding, maar wat daarna? Dan word je wakker zonder doel, kijk je in de spiegel maar zie je niets anders dan de dag voordat je besloot dat het niet meer ging. Mijn been zit niet in het gips, ik oog niet bont en blauw en mijn lichaamstemperatuur is keurig binnen de gezonde grenzen. Maar dat alles is meetbaar en zichtbaar, want bont en blauw ben ik wel degelijk en mijn temperatuur is gedaald tot onderkoelingsverschijnselen. Emoties zijn doorgaans mijn raadgever en mijn intuïtie is altijd mijn kompas, maar ik kon er niet meer bij. Het kaartenhuis dat ik was geworden, had nog maar een verdedigingstactiek en dat was het uitschakelen van mijn emoties. Lachsalvo’s die oppervlakkig waren geworden, tranen die leken opgedroogd en desinteresse in plaats van mijn, doorgaans oprecht, geïnteresseerde ik. Als verdoofd had ik de weken voor mijn ziekmelding doorgebracht, elke dag op de automatische piloot.
Terwijl ik dit schrijf, vraag ik me af wat me heeft doen besluiten om het werklicht uit te doen. Was dit uit zelfbescherming? Besloot ik voor het eerst voor mezelf te kiezen? Of was de verdoving uitgewerkt? Nee, ik vrees geen van allen. Ik realiseer me nu pas dat ik vijf weken geleden constateerde dat ik niet langer nuttig kon zijn, geen waarde meer kon leveren voor mijn werkgever en dat druist tegen mijn arbeidsethos in. Nuttig zijn en zoveel mogelijk waarde toevoegen want mijn werkgever betaalt me tenslotte niet om de kantjes er vanaf te lopen.
Nuttig zijn, altijd maar nuttig zijn… als een leger marcheert dit door mijn hoofd. Nuttig, nuttig, nuttig en ben je dat niet, dan zorg je maar dat je het wordt! Dat klinkt niet als prettig maar klinkt vooral als buffelend ten onder gaan. Dit is dus waarom ik al die weken dat ik thuis ben, zoveel moeite heb met het accepteren van de situatie. Een continu gevecht in mijn hoofd tussen nut en de noodzaak om nu eens lief tegen mezelf te zijn.
En ik maar denken dat ik al veel stappen had gezet in het herstelproces… Wat ben ik blij dat ik weer de ruimte heb gevoeld om te schrijven, want met het inzicht dat ik zojuist heb gekregen kan ik eindelijk verder. Met dit inzicht weet ik dat ik er nog niet ben, want ik zal toch echt eerst voor mezelf moeten kiezen zodat ik voor mezelf kan zorgen. Laat ik mezelf nuttig maken voor mij, zodat ik daarna weer nuttig kan zijn voor anderen. Net als in het vliegtuig: zet eerst zelf het zuurstofmasker op voordat je anderen helpt.
Pas op jezelf lieve Georgette, pas op dat je eigen stralende lichtje niet uitdooft….
Dank je wel, X
Hi Georgette,
Mooi verwoord. Goed om te lezen dat je dus wel degelijk al wat stappen hebt gezet. Nuttige stappen die tijd vergen maar alles waard zijn.
Ik wens je veel kracht en moed met het terugvinden van jezelf. Ik denk en hoop dat het gepaard zal gaan met tranen maar ook echte lachsalvo’s.
Dank je wel, wat lief!
[…] De post waarop het meest geklikt werd in week 51 was de post van Sjors getiteld: Toen moest het licht uit. […]
[…] Ga niet zitten niksen, gebruik je tijd nuttig.” Nuttig, waar heb ik datzelfde stemmetje eerder gehoord? Oh ja, toen ik niet uit vrije wil thuiszat, in stilte. Toen ik door dat beruchte stemmetje zo hard […]